de persoonlijke God en de wereld
het idee dat de wereld, zoals de mensheid haar op een eindige manier begrijpt, afhankelijk is van een realiteit die het menselijk bevattingsvermogen te boven gaat, volmaakt en zelfvoorzienend, maar ook bijzonder betrokken is bij de wereld en haar gebeurtenissen, wordt in de Hebreeuwse Bijbel met uitzonderlijke scherpte en onderscheidingsvermogen gepresenteerd, vanwaar het een vormende invloed werd in de Joodse geschiedenis en vervolgens in het christendom en de Islam.,hij patriarchale verhalen, zoals dat van Jakob in Bethel (Genesis 28) of worstelen met zijn vreemde bezoeker op pnuel was (Genesis 32), en achter de hoge momenten van profetie, zoals Jesaja ‘ s beroemde visioen in de Tempel (Jesaja 6), en van het verplaatsen van de religieuze ervaring in de Psalmen, in het Boek Job, en (met opmerkelijke explicitness) in een aantal bekende passages, zoals in het verhaal van Mozes bij de brandende braamstruik (Exodus 3), achter al deze ligt er een gevoel van een mysterieuze, allesomvattende werkelijkheid door die mensen zijn ook op een bepaalde manier aangepakt en dat kunnen ze ook durven adres in., Mozes wenste God te zien, om een expliciet teken te hebben dat de mensen kon overtuigen en zijn eigen gezag kon vestigen, maar in plaats daarvan werd hem getoond dat dit precies is wat hij niet kon hebben. Het enige waar hij van verzekerd kon zijn, was dat God echt is en dat hij moet zijn: “Ik ben wie ik ben”, werd hem verteld. Aan de andere kant, in de greep van deze nederige en onthutsende ervaring, begon Mozes ook te leren wat er van hem werd verwacht en hoe zijn volk moest leven en geleid worden. De god die zo vreemd en ongrijpbaar was, bleek op de een of andere manier een God te zijn die met hem “sprak” en met wie mensen “konden wandelen.,”Dezelfde schijnbaar verbijsterende claim van afstand, bijna tot het punt van onwerkelijkheid, gekoppeld aan een dwingende expliciteit en nabijheid, is ook te vinden in andere culturen, zoals hieronder geïllustreerd. Deze bewering stelt de reflectieve denker voor met het tweeledige probleem van het theïsme: Hoe kan een realiteit zo ver weg en mysterieus als de God van het theïsme—de “geheel andere”, in de beroemde woorden van de Duitse theoloog Rudolf Otto—überhaupt gekend worden en hoe, als ze gekend kan worden, er op precieze en intieme wijze over gesproken en als persoon aangetroffen worden?