Etymologie 1Edit

Van lūtum (“dyers’ onkruid”)

PronunciationEdit

  • de (Klassieke) IPA(toets): /ˈluː.te.ons/,
  • (Kerkelijke) IPA(toets): /ˈlu.te.ons/,

AdjectiveEdit

lūteus (vrouwelijk lūtea, castreren lūteum); eerste/tweede-declinatie bijvoeglijk naamwoord

  1. saffraan geel
  2. wilg
DeclensionEdit

de Eerste/tweede-declinatie bijvoeglijk naamwoord.,r>

Ablatieve lūteō lūteā lūteō lūteīs Aanspreekvorm) lūtee lūtea lūteum lūteī lūteae lūtea

Etymologie 2Edit

Van lutum (“modder, vuil, klei”).,

uitspraak

  • (Klassiek) IPA(sleutel): / ˈlu.te.us/,
  • (kerkelijk) IPA (key): /ˈlu.te.us/,

Adjectiefdit

luteus (Vrouwelijk lutea, onzijdig luteum); eerste/tweede-declentie adjectief

  1. van modder; van klei
  2. Vuil
  3. corrupt
DeclensionEdit

eerste/tweede-declentie adjectief.,836ae97558″>

Vocative lutee lutea luteum luteī luteae lutea

DescendantsEdit
  • Galician: louza (or rather from lautus)
  • Portuguese: louça (or rather from lautus)
  • Spanish: loza (or rather from lautus)

ReferencesEdit

  • luteus in Charlton T., Lewis en Charles Korte (1879) a Latin Dictionary, Oxford: Clarendon Press
  • luteus in Charlton T. Lewis (1891) een Elementaire Latin Dictionary, New York: Harper & Broers
  • luteus in Charles Du Fresne du Cange ‘ s Glossarium Mediæ et Infimæ Latinitatis (augmented edition, 1883-1887)
  • luteus in Gaffiot, Félix (1934) Dictionnaire illustré Latin-Français, Hachette

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *