b) convergente plaatgrenzen en subductie
in verspreidingscentra wordt voortdurend nieuwe lithosfeer gegenereerd. Aangezien de totale oppervlakte van de aarde echter constant blijft, moet ook de lithosfeer worden vernietigd. De zones van plaatconvergentie zijn deze plaatsen van deze vernietiging. In deze zones zakt de dichtere plaat onder de minder dichtere plaat (met een snelheid van enkele cm per jaar), die zelf boven de asthenosfeer blijft drijven., Dit geodynamisch proces, dat plaatsvindt langs diepzeegraven, wordt subductie genoemd. De enorme krachten die tijdens dit proces optreden veroorzaken grote aardbevingen. Materiaal dat van de aflopende plaat wordt afgeschraapt, wordt in de aangrenzende bergen verwerkt als microplaten of aangetaste terranes. Wanneer de subductieve oceanische plaat een diepte van ongeveer 100 kilometer bereikt, vindt gedeeltelijk smelten van de waterrijke oceanische korst en een deel van de bovenliggende mantel plaats., Het nieuw gevormde magma dat op deze wijze wordt gecreëerd is minder dicht dan de omringende mantelrotsen en zal bijgevolg, wanneer voldoende hoeveelheden zijn verzameld, langzaam stijgen. Het grootste deel van het stijgende magma zal worden geplaatst in de bovenliggende continentale korst, waar het zal afkoelen en kristalliseren op een diepte van enkele kilometers. Het resterende magma zal uiteindelijk migreren naar het oppervlak waar het kan leiden tot tal van en soms explosieve vulkaanuitbarstingen langs een vulkanische boog.
een vulkanische boog wordt meestal gevormd door een keten van vulkanen. De loopgraaf loopt ongeveer 100 km landinwaarts., Wanneer twee oceanische platen tegen elkaar botsen, de oudere en dus zwaardere van de twee subducten onder de andere, initiëren vulkanische activiteit op een wijze die vergelijkbaar is met die welke plaatsvindt op een Oceanisch-continentale convergente plaatgrens en het vormen van een vulkanische eiland boog.
wanneer twee continenten elkaar benaderen, wordt de tussenliggende zeebodem gesubducteerd, waardoor vulkanisme van het boogtype ontstaat. Bij botsing van de twee continentale platen houdt de subductie op omdat geen van de continentale platen onder elkaar zal subducteren. Het resultaat is een botsing tussen twee continentale blokken., Tijdens deze botsing wordt de continentale korst gevouwen, gestapeld en verdikt, en in het algemeen ingekort. Een brede zone van intense vervorming ontwikkelt zich op deze grens. Deze grens wordt gekenmerkt door een bergketen die vaak verschijnt als een magmatische gordel langs een hechting. Het hele proces van bergvorming waarbij de continentale korst tot 70 km dikker kan worden (b.v. Himalaya) wordt orogenese genoemd.